Click on the number representing the theoretical reinforcement quantity to convert it to a practical number of bars. This number is now framed and a dialog box appears on the screen:
- Enter the number of bars of a certain group of bars in the first column.
- In the second column, you should enter the diameter (in mm) of these bars.
- And in the third, the layer in which the bars are situated.
- The fourth column is used for specifying the cut priorities by means of the cut number. The bar groups with the lowest number are cut off first. Different bar groups can of course have the same number ; in that case they will be cut off at the same time. In practice it can be useful to define bars with the same diameter in different bar groups, in order to be able to cut them differently.
- In the fifth and sixth column, we finally indicate the position (in mm) of the most left, resp. right bar of the bar group versus the vertical axis of the cross section. All bars of the bar group are uniformly distributed over the distance limited by the two entered positions. If we have e.g. two bars, then one is placed in the left position (xb) and one in the right position (xe); if we have three bars, then the first two bars are placed as the previous two and the third one in the middle between them. Please notice that the maximum possible positions of each diameter are already entered in the fifth and sixth column.
For cross section with flanges, we can limit the maximum positions to the web width by clicking the left button above the cross section sketch, or, on the contrary, we can extend the positions to the full flange width by clicking the right button above the cross section sketch.
You can check at the bottom of the dialog box how much mm² reinforcement we have foreseen and how much there is still to foresee.
The reinforcement section of the bars we place in another layer than the first layer, is automatically calculated to an equivalent reinforcement section in the first layer. We have placed sufficient bars when the reinforcement section that is still to be foreseen, becomes less than the imposed tolerance. A negative value indicates the surplus of mm² reinforcement versus the theoretically required section.
Use the button “OK for all” to validate this choice for all span, use the button “OK for span” to apply the changes only to the selected span.
Klik op het getal dat de theoretische wapeningshoeveelheid weergeeft om die om te zetten naar een praktisch aantal staven. Dit getal wordt nu omkaderd en er verschijnt een dialoogvenster op het scherm:
- Geef het aantal staven van een bepaalde stavengroep op in de eerste kolom,
- In de tweede kolom, moet u de diameter (in mm) van die staven invullen.
- Geef in de derde kolom aan in welke laag die staven zich bevinden.
- De vierde kolom dient voor het specifiëren van de schorsingsprioriteiten d.m.v. het schorsingsnummer. De stavengroepen met het laagste schorsingsnummer worden het eerst geschorst. Verschillende stavengroepen kunnen uiteraard hetzelfde schorsingsnummer hebben; in dat geval zullen zij gelijktijdig geschorst worden. In de praktijk kan het soms nuttig zijn om staven met dezelfde diameter in verschillende stavengroepen te definiëren om deze aldus verschillend te kunnen schorsen.
- Duid in de vijfde en zesde kolom de positie (in mm) aan van de meest naar links, resp. meest naar rechts liggende staaf van de stavengroep t.o.v. de as van de doorsnede. Alle staven van de stavengroep worden dan gelijkmatig verdeeld over de afstand begrensd door de twee ingevoerde posities. Bij bijvoorbeeld twee staven, wordt er één geplaatst op de meest linkse positie (xb) en één op de meest rechtse positie (xe); bij drie staven worden de twee eerste geplaatst zoals de twee vorige en de derde in het midden daartussen. Merk op dat in de vijfde en zesde kolom reeds de meest links en meest rechts mogelijke posities van iedere diameter zijn ingevuld.
Voor doorsnedes voorzien van flenzen, kunnen deze maximale posities beperkt worden tot de lijfbreedte door op de linkse knop boven de doorsnedeschets te klikken.
Of integendeel uitgebreid worden tot de volledige flensbreedte door op de rechtse knop boven de doorsnedeschets te klikken.
Onderaan in het dialoogvenster kan afgelezen worden hoeveel mm² wapening al voorzien is en hoeveel we nog voorzien moet worden.
De posities van de ingevoerde staven worden in de doorsnedeschets rechts op schaal getekend. De wapeningssectie van staven die in een andere laag dan de eerste geplaatst worden, wordt automatisch omgerekend naar een equivalente wapeningssectie in de eerste laag. Pas wanneer de nog te voorziene wapeningssectie kleiner wordt dan de ingestelde tolerantie, zijn er voldoende staven geplaatst. Een negatieve waarde stelt het teveel aan mm² wapening voor t.o.v. de theoretisch benodigde sectie.
Klik op de knop “OK voor alle” om de wijzigingen op alle overspanningen toe te passen, klik op de knop “OK voor oversp.” om de wijzigingen enkel op de geselecteerde overspanning toe te passen.
Cliquez sur le nombre représentant la quantité théorique pour le convertir en un nombre pratique de barres. Ce nombre est maintenant encadré et une boîte de dialogue apparaît à l’écran :
- Nous indiquons dans la première colonne le nombre de barres.
- Dans la deuxième le diamètre (exprimé en mm) de ces barres.
- Dans la troisième, la position du lit de barres.
- La quatrième colonne permet de spécifier les priorités des arrêts de barres, à l’aide du numéro d’arrêt. Le groupe de barres ayant le plus petit numéro d’arrêt est interrompu en premier lieu. Plusieurs groupes de barres peuvent avoir un même numéro d’arrêt ; dans ce cas, ils seront interrompus simultanément. Dans la pratique, il peut se révéler utile de définir des barres de diamètre identique dans différents groupes de barres afin de pouvoir les arrêter différemment.
- Nous indiquons dans la cinquième et sixième colonne, la position (exprimée en mm) de la barre se trouvant la plus à gauche, respectivement la plus à droite, par rapport à l’axe verticale de la coupe. Toutes les barres présentes dans un groupe sont alors réparties régulièrement sur la distance limitée par les deux positions introduites. Si nous avons par exemple deux barres, la première est placée à la position la plus à gauche (xb) et la deuxième à la position la plus à droite (xe) ; si nous avons trois barres, les deux premières sont placées comme les deux barres précédentes et la troisième juste au milieu des deux premières. Notez que dans la cinquième et sixième colonne, les positions maximales possibles sont proposées pour chaque diamètre de barre.
Pour des sections avec des membrures, nous pouvons limiter ces positions maximales à la largeur de l’âme en cliquant sur le bouton se trouvant à gauche au-dessus de l’esquisse de la coupe, ou, par contre, élargir les positions jusqu’aux largeurs totales des membrures en cliquant sur le bouton se trouvant à droite au-dessus de l’esquisse de la coupe.
Lors de la détermination du diamètre, vous pouvez toujours contrôler dans le bas de la fenêtre de dialogue la surface en mm² d’armature que vous avez déjà prévue et celle qui doit encore être spécifiée.
Les positions des barres introduites sont indiquées sur l’esquisse de la coupe à droite. La section d’armature des barres que vous placez dans un lit de barres différent du premier, est automatiquement convertie en une section d’armature équivalente dans le premier lit de barres. Lorsque la section d’armature restant à prévoir est inférieure ou égale à la tolérance, cela signifie que vous avez placé un nombre suffisant de barres. Une valeur négative représente un surplus de surface d’armature par rapport à la section théoriquement nécessaire.
Utilisez le bouton “OK pour tous” pour valider ce choix pour tous les span, utilisez le bouton “OK pour le span” pour appliquer les changements uniquement au span sélectionné.